Kokerbijl uit de Bronstijd in Gasteren

Janny van Rhee, lid van de werkgroep Historisch Gasteren, stuitte onlangs op een krantenartikel uit de Provinciale Drentsche en Asser courant van 16 november 1937 waarin haar grootvader genoemd werd.

GASTEREN, 16 november 1937
ZELDZAME OUDE BEITEL
In een ontginning van den heer R.van Rein Azn. Alhier is door den arbeider J. Staats een fraaie oude beitel gevonden. De beitel, die nog geheel gaaf is, is van brons en heeft een lengte van 15 c.M., bij een breedte van 5 c.M. en is van binnen hol. Ze is voorzien van bewerkte kleine oortjes en is van een zeldzaam voorkomende soort.  De beitel is het eigendom geworden van het Museum van Oudheden te Assen.

Janny kwam erachter dat Jans Staats f 10,- gekregen had voor zijn vondst.
Ze ging verder op onderzoek uit, eerst bij familie, maar die wisten niets van deze vondst op het land van Opa. Maar bij een uitstapje van de werkgroep Historisch Gasteren naar het Drents Archief werd ze op het spoor gezet door het volgende archiefstuk.

Beschrijving ingekomen bijltje op Drents Archief
In 1937 gevonden in Gasteren, Gem Anloo, Gasteren, op een heideveld ten noorden van Gasteren (kaartblad 12G) bij het slootgraven, op 50 cm diepte: een holle bronzen kokerbijl (1.9 l, s. 4.0, 176 gr) met een rijk geprofileerde mond uit de Late Bronstijd.
Kleur: donkerglanzende patina met groene plekjes. Een enkelvoudige vondst uit droge context.

De archivaris van het Drents Archief raadde Janny aan naar het Drents Museum te gaan. Daar zou het bijltje in het depot bewaard worden. Onno Florisson van de afdeling Archeologie van het Drents Museum, stelde haar het volgende verslagje ter hand.

Ik heb het bijltje genummerd met 1937/XI-9 aangetroffen in het museumdepot. Echter, het wijkt wel iets af van het ontvangen berichtje uit de Provinciale Drentsche en Asser courant van 16-11-1937: het heeft 1 bevestigingsoog i.p.v.  “bewerkte kleine oortjes”, de maximale lengte is 90 mm i.p.v. 15 cm en de lengte over de snede is 40 mm i.p.v. 5 cm. Tenslotte zou, volgens het Inventarisbriefje, het bijltje zijn gevonden op 1 november 1937 i.p.v. op 16 november dat jaar. 

De afmetingen, en ook het bepaalde gewicht (176 gram) van het bijltje komen wel overeen met de opgave in het ontvangen documentfragment “BIJLEN …. Provincie Drenthe”. Overigens, de in het krantenartikel genoemde lengte van 15 cm voor de kokerbijl, is voor dit type bijlen uitzonderlijk groot. Kortom, ik heb de stellige indruk dat er enkele onnauwkeurigheden in het krantenartikel zijn geslopen en dat de in het depot aangetroffen bijl inderdaad de in 1937 in Gasteren gevonden bronzen bijl is. 

Vervolgens ging Janny op zoek naar waar het land lag waar deze bronzen kokerbijl gevonden was. Ze vond op haar zolder een koop-acte van land dat haar grootvader in september 1937 verworven had.

Op de koopacte L. Venema, notaris te Assen staat te lezen dat Roelof van Rein op 29 september 1937 had gekocht, een perceel heide, genaamd ‘Loefledderveld’, kadestraal bekend Gemeente Anloo, sectie 0, nr. 1394 ter grootte van 1 Hct, 89 ct. 80 cct.
Dit moest wel het land zijn waar het bijltje gevonden was! Ze zocht op een oude kaart op waar dit land dan precies lag. Ze kleurde het rood. Het ligt achter het ‘Meestersbosje’.

De volgende vraag waar Janny voor stond was wat voor een gereedschap zo’n kokerbijl nu eigenlijk was. Op internet vond ze de volgende informatie.

De kokerbijl is een bijl uit brons of ijzer die zich tijdens de Late Bronstijd uit de vleugelbijl en de hielbijl ontwikkelde en zich tot in de Pre-Romeinse IJzertijd handhaafde. Kokerbijlen komen wijdverspreid in Europa voor, het meest in Midden- en Noord-Europa.
Kokerbijlen worden geschacht met een kniehout, een stok met aan een eind een korte zijstaak. Veel kokerbijlen bezitten een aangegoten oog, welke ter bevestiging van de bijl aan de steel diende. Deze ogen vindt men al regelmatig bij de voorafgaande hiel- en vleugelbijlen.

Brons was een weinig voorkomend metaal in de Bronstrijd. De mensen ontdekten dat je koper harder kunt maken door het te mengen met een ander metaal: tin. Een mengsel van 90 % koper en 10 % tin gaf een nieuw keihard metaal. Dat noemen wij brons. Maar brons bleef een zeldzaam metaal. Alleen belangrijke mensen binnen een dorp, zoals de hoofdman, bezaten bronzen voorwerpen. Het is onduidelijk of deze gevonden kokerbijl werkelijk als gereedschap gebruikt is, of meegegeven is aan een overledene in zijn graf.