Jacht en Stroperij

“Jacht en Stroperij”

Roelof Bonder haalt herinneringen op aan een vervlogen tijd.

De boermarke van Gasteren heeft het beheer over de landerijen van het jachtgebied in de marke van Gasteren. Om de zes jaar wordt het verhuurd aan de “herenjagers”, zo noemden we dat. In de jaren 50 en 60 en later hadden we hier jachtopzichters in dienst, dat was hier vroeger ook wel nodig in verband met stroperij. Er waren er nogal wat, en zij werkten altijd samen met jagers en wilddragers. Hun namen, voor zover ik me die kan herinneren, staan onder dit verhaal.

Het wild bestond uit konijnen, hazen, fazanten, patrijzen, eenden, duiven en reeën. In de herfst tot en met het oudejaarsdag liepen de jagers een maal in de week in het veld. Dan werden ze door de jagermeester verteld, jullie groep mag in de Loeffledder de fazanten en de konijnen schieten en de andere groep mag in het Groteveld de hazen schieten. Iedere jager had een hond met een wild-drager oftewel drijver.

Na zo’n dag lag er om vier uur een
tableau van wel 150 stuks wild. Het jachtterrein was verdeeld in zes gedeeltes en er bleef wekelijks een gedeelte waar ze niet gingen jagen, dat ging in rust. Het jagen was toen echt wildbeheer. Het wemelde van het kleine wild dat een aanslag pleegde op de gewassen op het land. Die aantallen moesten dus wel in toom gehouden worden. Op de es werd in principe alleen op oudejaarsdag gejaagd. Het bestuur van de boermarke werd ook wel eens een dag uitgenodigd voor een drijfjacht.

We hadden land in het Gasterse en het Anlooër jachtgebied. Op de scheiding van de boermarke waren houtwallen en daar waren mooie wildpaadjes om wat strikken te zetten. We waren bij de herfstdag achter op het land aan het knollen plukken, en daar kwam “Luut zien Jan” (Jan Pieters) de jachtopzichter aan lopen. ‘Foute boel’ dachten we, dat wordt misschien wel een bekeuring. Maar hij zei: “Daar staan strikken op die wal. Halen jullie die even weg, want morgen zet ik de jagers hier met de geweren. Dat lijkt zo raar, als die strikken daar staan.” Het was toen nog ‘ons kent ons’. Het liep dus gelukkig goed af, we wisten wel dat het niet mocht.
Toentertijd werd er in het dorp nog al eens wild gegeten, of we verkochten het ook wel. In het gebied van Anloo was Jan Hovenkamp jachtopzichter die was bij de winterdag nog wel eens bezig aan zijn kant de patrijzen en fazanten te voeren met korenafval om het wild naar zijn kant te lokken.

Onze ouders huurden het land van de heer Oosterwijk en het bos tegen over de boerderij (De Volharding). Het Ubbinkbos was ook van hem. Dat noemden we vroeger het Oosterwijkbos. Het Koningskuilbos, achter de boerderij De Koningskuil, was ook van hem. Bij de herfst- en de winterdag planten we wel eens Douglas boompjes voor hem in het bos tegen over de boerderij. Het probleem was dat de konijnen daar niet vanaf konden blijven. We kregen een vergunning van Oosterwijk om daar te fretteren (jagen met een fret). Achter de boerderij hadden we een kist in de grond, dat was het hok van onze twee fretten. We maakten zelf netten en die plaatsten we dan voor de holen. We hadden eens op een morgen 12 konijnen in het Koningskuilbos gevangen. We verkochten ze dan aan polier Uringa in de Rolderstraat in Assen. Een haas bracht toen 8 gulden op, een konijn 2 gulden en een fazant 5 gulden. We brachten het wild ook wel eens naar Jan Pieters de kruidenier op Westeinde 4. Daar kwam de boderijder dan langs die ze meenam naar Assen.

   

Een maal in het jaar werd er een drijfjacht georganiseerd. Dan werd het hele dorp opgetrommeld, gingen twee luchtwagens achter elkaar op pad met daarop twee linnenrekken. Die hingen in de namiddag vol met wild. In het dorpshuis hadden Trijnie en Jan Tingen de snert dan al klaar staan met roggebrood en spek, en er werd natuurlijk ook wel de nodige alcohol bij gedronken. Dat was altijd een gezellige dag met elkaar. We mochten daarna nog een stuk wild uitzoeken om mee te nemen naar huis.

   

Oudejaarsdag hadden de jagers de traditie om een eikentak uit een boom te schieten. De jagermeester wees een tak aan en daar mochten de jagers en de drijvers om de beurt op schieten net zo lang dat hij naar beneden viel. Dit gebeurde ook wel bij andere jachtgebieden, om een vruchtbaar nieuw wildjaar in te luiden.

Tegenwoordig zie je nog wat fazanten en eenden, en hier en daar een haas met nog wat reeën. De konijnen zijn verdwenen.
De jagers van dit moment zijn: Hans Erkelens en Klaas Smid.

 

Roelof Bonder
December 2024

——————————————————————————————————————————–
Namen van jachtopzichters, jagers en wilddragers:

Jachtopzichter, Jan Pieters, “Luut zien Jan”.
Jagers: Tandarts Bakker, was ook rijinstructeur.

Jachtopzichter: Johannes Kleef, daarna Wouter Pauwels.
Jagers: Meneer Hugo Reinders; wilddrager: Marinus Moek.
Meneer Benus; wilddrager: Lukas Timmer.
Henderik van Rein ”Opa”; wilddrager: Henk Mulder.
Lute Pieters; drijver en wilddrager: Jan Tingen.

Jachtopzichter: Ep Pauwels, daarna Gert van Dam.
Jagers: Albert van Rein ”jagermeester”; wilddragers: Jan en Henk van Rein.
Jaap Zingstra; wilddrager: Jan Moek, nadien Henk Lammerts.
Hoegen, uit Amsterdam.
Bake, uit Hattem; wilddragers: Bastiaan Haange en Jan Tingen.
Harm Sloots; wilddrager: Albert Meijering.
Albert van Rein “Appie”; wilddrager: Henk Pepping.
Theo Schoorl; wilddrager: Jan Tingen.
Dokter Vogelzang; wilddrager: Jan Tingen.
Froom uit Glimmen; wilddrager: Jan Tingen.
Mestemaker; wilddrager: Henderik Kamping en later Jan Tingen.