Harrie (Harm) Peppings jeugd in Gasteren
Harrie Pepping is oud-Gastenaar maar heeft nog levendige herinneringen aan de tijd dat hij hier woonde. Vooral aan z’n kindertijd want al in 1966 verliet hij op 23 jarige leeftijd het dorp. Hij ging in Zeijen inwonen op de boerderij van de vader van Jannie Struik met wie hij in december van dat jaar getrouwd was. Hij zat toen nog op de kweekschool in Assen en nadat hij die met goed gevolg doorlopen had, en ook zijn diensttijd had vervuld, werd hij in 1969 onderwijzer in Wezuperbrug. Het onderwijs boeide hem, en zo zette hij z’n carrière voort als onderwijzer in Odoorn, Schoonloo en Grolloo. Daarnaast gaf hij van 1975 tot 2010 ook nog volwassenenonderwijs voor het jachtdiploma voor de Stichting Jachtopleiding Nederland van de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging.
Dit alles vertelde hij aan Henk Winter, die nog samen met hem op de lagere school in de klas gezeten had, en aan Herman Roepman, die beiden namens Historisch Gasteren met hem spraken in zijn huidige woonplaats Beilen. Wat wist hij zich nog te herinneren van zijn Gasterense tijd?
De jonge jaren
Harrie werd op 13 april 1943 geboren op de boerderij van zijn opa, aan het Westeinde 13. Zijn vader Gesinus Pepping was boer, vanaf 1945 op de boerderij aan het Westeinde 25, en zijn moeder, Geertje van Rein, deed naast het huishouden de administratie. Harrie had twee zussen, Annechien (Annie Klinkhamer-Pepping) en Jantien (Jannie Moerker-Pepping die nog steeds in Gasteren woont) en een broer Henk.
Hij herinnert zich zijn jonge jaren als heel plezierig en geborgen. Van armoede was thuis geen sprake. Voor het hele dorp gold dat er altijd wel genoeg te eten was omdat de meeste mensen een eigen moestuin hadden, vaak met een boomgaard erbij, en meestal ook wel wat klein- en pluimvee. Dat was het voordeel van een gemengd bedrijf. Het kwam wel eens voor dat de betaling van de huishoudelijke boodschappen van de Centra winkelier (Jans Hofsteenge, aan het Westeinde 4) uitgesteld moest worden totdat er weer geld was door verkoop van boerderijproducten. Maar ze zaten altijd netjes in de kleren en om met vrienden uit te gaan kregen ze voldoende zakgeld (“buuscenten”). En alle kinderen mochten studeren. Op aandrang van “oes mam”.
De lagereschooltijd
Harrie bezocht de lagere school (de OBS) toen meester Molema hoofd van de school was. Hij zat met Henk Winter in dezelfde klas, van 1949 tot 1955. Er waren toen twee klaslokalen met ieder drie klassen. Daarnaast was er ook nog een 7e en 8e klas met kinderen die al werkten, maar gezien hun leeftijd nog steeds leerplichtig waren. Harrie en Henk waren vrienden, maar ook concurrenten. Ze wilden allebei de besten zijn. Want de beste verdiende soms een 2H-potlood als beloning.
Hoewel Harrie goed met meester Molema kon opschieten deed zich ook wel eens een conflictje voor. Zo moesten de kinderen eens een staartdeling uitvoeren. Drie of vier keer presenteerde Harrie zijn resultaat aan Molema aan zijn bureau en kreeg die zonder enig mondeling commentaar retour met een dikke rode streep er door heen. Toen dit nog een keer dreigde te gebeuren greep Harrie meester Molema met beide handen bij de strot en riep “Wat wilst doe, duvels kereltie?”. Waarschijnlijk wat beduusd en schuldbewust, volgde geen reprimande en liet meester het er maar bij zitten.
Molema was nogal selectief in de omgang met de hem toevertrouwde kinderen. Wie hij mocht konden geen kwaad bij hem doen maar voor wie hem niet zo lag kon hij een echte bok zijn. Heel anders was dat met juffrouw Niewold, dat was volgens Harrie “echt een lieve meid”.
Op zondagen gingen de meeste kinderen naar de zondagschool onder de leiding van zondagschool-leidster Sijchien Honebecke.
Op het schoolplein werd getold, gehinkeld en geknikkerd (met knikkers van klei die vooral rond sinterklaastijd te koop waren bij winkels in het dorp) en het spel ‘onraad’ gespeeld. Dat was een soort verstoppertje waarbij één kind in de nis in de achtergevel van de school tot tien moest tellen en dan de andere kinderen moest zoeken. Daarbij moest hij/zij de nis bewaken want de clou was dat die andere kinderen erop uit waren die nis te ‘veroveren’. Als dat gebeurde was je uit.
Meisjes deden op het schoolplein vooral kaatsenballen en touwtje springen.
Er waren ook schoolfeesten. Zoals die van 3 mei 1955, waar Harrie (de krijger links op de foto) en Remmelt Haange (rechts) optraden als Ellert en Brammert – voor de school en de meesterswoning.
Harrie bewaart ook warme herinneringen aan het sinterklaasfeest. Alle kinderen van alle lagere scholen in de gemeente Anloo kwamen dan bijeen in Annen. Vanuit Gasteren gingen ze daar soms heen met de vrachtauto van Scheffer. Op de locatie van het feest werd een toneelstuk opgevoerd en verscheen de Sint in eigen persoon om sommige kinderen naar voren te roepen om ze de les te lezen over uitgevoerd kattenkwaad. Zo moest Harrie, samen met Albert de Weme, eens een reprimande in ontvangst nemen omdat ze thuis een kip hadden verdronken.
Wat beide leerlingen ook nog goed bijstaat zijn de schoolreisjes. Waar veel lagere scholen in de buurt nog schoolreisjes hielden in de nabije omgeving (zoals naar Zeegse of het Paterswoldsemeer), organiseerde de school in Gasteren, samen met die van Anderen, vaak verre, meerdaagse reizen. Ze gingen met een bus wel zo ver als Den Haag (Panorama Mesdag, het Binnenhof, Madurodam), Rotterdam, Schiphol of Arnhem (Kasteel Roosendaal met de ‘bedriegertjes’).
Na de OBS ging Harrie naar de ULO in Zuidlaren en vervolgens in 1959 naar de Kweekschool in Assen.
Wat deden lagereschoolkinderen toen buiten schooltijd?
Harrie verzekerde ons dat er nooit echt kattenkwaad werd uitgehaald. Henk Winter beaamde dat natuurlijk. Maar wat deden ze dan wel?
Ze bouwden hutten in de bossen in de omgeving, vooral in het Ubbinkbos. Daar speelden zo ook vaak indiaantje en cowboy in het ravijn. Daarvoor maakten ze zelf de kleren, pijl en boog, hoofdtooien met veren en andere attributen.
Ook het Gasterense diep bij het Aolstalbad (“Taorlsterbad” zegt Harrie, rechts op de foto) was een favoriete spelplek. Daar zwommen ze als het water hoog genoeg stond of gingen er vissen. Daar zaten vaak voorns van wel 20 cm lang. Een bijzondere vorm van vissen was het zogenaamde “dikmaoken”. Dan maakten ze een dam in het diepje en als die bijna droog stond en er alleen nog wat water achtergebleven was in kleine poeltjes, dan gingen de jongens met hun blote voeten eens lekker wroeten in de modder van die poeltjes waardoor er, door zuurstofgebrek, altijd wel wat visjes boven kwamen drijven.
Hoewel dat niet mocht van de jachtopzichter Hans Kleef, gingen ze ook vaak varen met een bootje op het Voorste Veen dat toen nog lang niet zo begroeid was als tegenwoordig.
Wat minder stoer maar wel creatief was het maken van proppenschieters, van vlierbessenhout dat vanbinnen hol is, en fluitjes van lijsterbeshout, waarvan de bast gemakkelijk losliet als je daar een paar keer op hamerde.
Als er met de dorsmachine gedorst werd, op het veld achter het (toen nog niet bestaande) dorpshuis, dan waren ze daar altijd te vinden om achter de muizen aan te jagen die zich vanuit de korenschoven een veilig heenkomen probeerden te zoeken.
Er werd toen sowieso wat minder voorzichtig omgegaan met dieren in de natuur. Harrie en zijn vrienden zagen er toen helemaal geen probleem in om eieren te zoeken en nesten van kraaien en uilen uit te halen. Hij herinnert zich dat ze eens een fazant met kleintjes ontdekten en die kleintjes toen gevangen hebben en in een soort kraal van stokken opsloten om mee te spelen. Dat vonden ze leuk, maar die jachtopzichter natuurlijk weer niet.
Wat deden wat oudere kinderen om zich te vermaken?
Zo heel veel was er niet te doen in het dorp. Er werd natuurlijk gesport, vooral voetbal en korfbal. Maar op zondagavonden ook gedanst, of dansles gevolgd, in café De Vriendschap.
En de jaarlijkse hoogtijdagen brachten het nodige vertier, zoals “neutiescheiten” met Pasen en het beruchte “slepen” met oudjaar.
Ook werd ieder jaar weer uitgekeken naar het zomerfeest met de kermis, en het stoeltje dansen, kussengevechten, zwientje tikken, varkensblaastrappen. (Na de slacht van een varken werd de blaas ervan opgeblazen en als ballon aan de hanenbalken te drogen gehangen. Tijdens het zomerfeest werden die dan om de enkels van jongens gebonden die moesten proberen om de blazen van de anderen kapot te trappen en de eigen blaas heel te houden.)
Naast deze gemeenschappelijke activiteiten had ieder ook nog eigen hobby’s. Heel veel tijd was daar niet voor want je moest natuurlijk wel helpen in de huishouding en op de boerderij (zaterdags harken en vegen van het hof, meewerken in de tuin, bieten rooien, aardappelen krabben, etc.).
Harrie had al heel vroeg een passie voor de jacht. Al vanaf z’n vierde jaar ging hij als drijver mee op jacht met zijn opa Hendrik van Rein Jaczn, plaatselijk bekend onder de naam JobzienHenderk of ook wel Henderkzwientie omdat hij naast jachthouder in de boermarke Gasteren ook handelaar in varkens en paarden was.
Een andere hobby van hem is tekenen en schilderen. Harrie heeft op de kweekschool in Assen tekenles gehad van Herman van Dulmen Krumpelman, maar is verder autodidact. Dat hij goed kon tekenen blijkt wel uit het feit dat hij twee boeken heeft geïllustreerd: de dichtbundel “De grond waor ik op leef” van zijn zwager Pieter J. Struik en ‘’Het eerste Nederlandstalige jachtmoppenboek” van Herman Stokkers.
Verder heeft Harrie veel met toneel. Hij heeft zelf eenakters geschreven (o.a. voor de Etstoel in Anloo), was toneelleider en decorschilder, en van 2008 tot 2018 regisseur voor de Gasterense toneelvereniging Amicitia (aangezocht door Jan Huizinga). Met deze laatste bezigheid moest hij helaas stoppen vanwege een tia.
In 2000 is Harrie Alphoorn gaan blazen. Hij is nog steeds lid van deze, nu uit vijf blazers bestaande groep met de naam “Joseph AG”, die op verzoek spelen op begrafenissen, bruiloften en evenementen. Zie www.Alphoorn-Josph.nl.
Harrie zat op z’n praatstoel en had nog veel meer kunnen vertellen. Dat gaan we misschien nog wel eens doen. Maar voor nu bedanken we hem dat hij op zo’n enthousiaste wijze ons deelachtig heeft willen maken van zijn, zoals hij het zelf samenvatte, heel plezierige jeugd.